Tussen
          top-down en bottom-up 
          Een dynamisch evenwicht 
          In veel organisaties is de
            aansturing top-down: worden de door de bedrijfstop gestelde doestellingen
            gerealiseerd?   Maar als bestuurders te krampachtig aan hun eigen doelstellingen
              vasthouden en het contact met hun organisatie verliezen, is het niet
              verbazingwekkend dat cijfers gaan 'zweven'. Daarom moet de besturing meer op
              feedback en bottom-up processen worden georiënteerd. De auteur bespreekt een
              praktisch denkraam geënt op transparantie, initiatief en
              competentie.   
          mr Edgar Wortmann is
            coach en adviseur bij Elannet Cyber Company. Dit artikel is oorspronkelijk
            verschenen in ControllersMagazine, augustus/september 2002.  
          
              
                De
                  tijd van 'vrijheid blijheid' is inmiddels méér dan voorbij. Waar twee
                  jaar geleden de gouden bergen tot in de hemel reikten, vallen de CEO’s
                  nu bij bosjes van hun voetstuk. Goed nieuws voor de controller: er moet
                  weer volgens het boekje worden gewerkt. Welk boekje, is alleen de vraag,
                  want mondiaal heeft de vertwijfeling toegeslagen.  
                     Deze
                      dagen worden getekend door wereldwijde moderniseringsschokken en haperende
                      instituties. De machtigste staat ter wereld is in conflict met onzichtbare
                      vijanden. De aantasting van haar wezen is sneller en verbazingwekkender
                      dan de ineenstorting van het communisme. In minder dan een jaar tijd is de
                      kwetsbaarheid en geloofwaardigheid van het zegevierende systeem boven aan
                      de wereldagenda gekomen. Politici zoeken ‘herstel van vertrouwen’ en
                      financiële markten zwalken tussen hoop en afgrond omdat niemand weet wat
                      in de papieren wereld nog waar is. 
                  Meester
                    speculant en filantroop George Soros legt na 'Enron' en 'Worldcom' de
                    vinger op de zere plek: "Amerika heeft een boekhoudsysteem dat
                      gebaseerd is op regels", aldus Soros. "Het is niet genoeg
                        om regels te hebben, omdat regels tot ontwijking van regels kunnen leiden.
                        In feite is de 'regelontwijkindustrie' een heel grote industrie, waarin de
                        meest gerespecteerde mensen in de financiële wereld deelnemen."  
                  De
                    Amerikaanse beurstoezichthouder SEC stuurt aan op een cultuurverandering.
                    Zij wil bestuurders
                      van ondernemingen persoonlijk verantwoordelijk stellen voor een eerlijke
                        weergave van de financiële situatie van hun bedrijf. Dat kan
                      verstrekkende gevolgen hebben voor de besturing van organisaties. De
                      huidige  controlelijnen zijn
                      gericht op implementatie van centrale bedrijfsdoelstellingen. Niet op
                      correctie van bestuurders die de signalen uit hun organisatie negeren of
                      in het geheel niet opvangen. Toch zullen bestuurders, die het risico van
                      ‘oneerlijke weergave’ van bedrijfsgegevens willen beperken, de
                      controlelijnen ook op henzelf moeten richten. Op zijn minst zal de
                      aandacht minder eenzijdig naar strategie en aansturing uitgaan en wint
                      bottom-up terugkoppeling aan belang. Het bestuur controleert niet alleen
                      de organisatie. De organisatie moet ook het bestuur controleren.  
                  De
                    ontwikkeling geeft aanleiding tot bezinning op de ‘checks and balances’
                    binnen organisaties. Inbedding van tweerichtingsverkeer in
                    besturingsprocessen is gewenst. Ligt de ‘waarheid’ niet veeleer in het
                    midden, dan dat zij -eenzijdig- van boven kan worden opgelegd? Om meer dan
                    één reden is borging van een dynamisch evenwicht tussen de
                    ‘top-down’ aansturing en de ‘bottom-up’ feedback gunstig. Niet
                    alleen schept het een kader waarin taakstelling en besturing van
                    organisaties meer in de organisatie wordt gelegd. Het doet ook
                    recht aan een (sociologische) trend die aan kracht heeft gewonnen. 
                   | 
               
              
                 Het bestuur controleert niet alleen
                  de organisatie. De organisatie moet ook het bestuur controleren. 
                 | 
               
              
                Nieuwe wereld
                
                  De
                      Rotterdamse socioloog A.C. Zijderveld ziet de voltrekking van een
                      diepliggende maatschappelijke transformatie. In de ‘The Institutional
                      Imperative’ (2000) schrijft hij over “de nieuwe wereld” die
                      geen wereld is “van instituten en structuren maar van netwerken en
                        stromen. Het is een wereld van flexibele netwerken die door autonome
                        individuen ‘bottom-up’ worden opgebouwd en beheerd naar gelang hun
                        behoeften en belangen.”  In
                          de organisatiekunde duikt dit thema veelvuldig op in concepten als de
                          ‘netwerkorganisatie’, de ‘lerende organisatie’, ‘zelfsturende
                          teams’ en de ‘virtuele organisatie’. Het opwaartse en zelfsturende
                          potentieel van medewerkers is bij die concepten een belangrijk motief.
                          Verbazingwekkend is het dan ook dat de machtsconcentratie aan de
                          bedrijfstop is toegenomen. Kleurrijke CEO’s zijn nadrukkelijk aan het
                          roer komen te staan. De organisatie-inrichting is sterk gericht op
                          realisatie van de door de bedrijfstop geformuleerde (economische)
                          doelstellingen. De controlelijnen zijn daarbij overwegend gericht op
                          top-down aansturing: worden targets gehaald en is het rendement conform de
                          streefwaarde? Voor deze eenzijdige benadering wordt door beleggers -en
                          individuele bestuurders- thans de tol betaald. Is het verwonderlijk dat
                          cijfers gaan zweven wanneer bestuurders
                            krampachtig vasthouden aan hun eigen doelstelling en het contact met hun
                            organisatie verliezen? Reden
                              om de besturing meer op feedback en bottom-up processen te oriënteren.
                              Maar hoe kunnen die processen worden gekarakteriseerd en gekanaliseerd?
                              Een praktisch denkraam is te enten op drie structurele elementen:
                              transparantie, initiatief en competentie. 
                 | 
               
              
                 Is het verwonderlijk dat
                  cijfers gaan zweven wanneer bestuurders
                  krampachtig vasthouden aan hun doelstelling en het contact met de organisatie verliezen?
                 | 
               
              
                Transparantie
                
                  Bottom-up
                      sturing start bij effectieve en geïnformeerde betrokkenheid van de
                      medewerkers bij hun organisatie. Transparantie is daarvoor een
                      meetbare randvoorwaarde. Vaststelling of een organisatie transparant is
                      begint met beantwoording van deze vraag: heeft iedereen toegang tot de
                      informatie die hij nodig heeft om zijn werk te kunnen doen? Het gaat
                      daarbij niet alleen om formele toegang (mag hij het zien?), maar ook om
                      feitelijke voorzieningen die de informatie eenvoudig, compleet en
                      overzichtelijk beschikbaar maken (kan hij er makkelijk bij?). Organisaties
                      waar deze vraag bevestigend kan worden beantwoord zijn schaars. Op het
                      vlak van ‘transparantie’ is het nodige werk te verzetten, zowel gelet
                      op eenduidige vastlegging van gegevens als op de ontsluiting daarvan. Aan
                      realisatie van transparantie gaan vooraf: de instelling van een
                        generiek (meta-)gegevensbeheer en de integrale stroomlijning van
                        informatieprocessen. Dit zijn beide ontluikende ontwikkelingen die onder
                        invloed van de integratie van bedrijfsapplicaties in gang zijn gezet. Deze integratie is
                          vaak bejubeld als het begin van complete omkering van besturingsprocessen:
                          de klant zou de organisatie gaan besturen. Zover is het niet gekomen en
                          zal het ook niet komen. Wel aan de orde is het aanhalen van de band tussen
                          de organisatie en haar stakeholders: medewerkers, klanten en leveranciers. 
                  Schema
                    1. Samenwerkingsinfrastructuur ondersteunt initiatief 
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                  Initiatief
                  Transparantie kan de effectiviteit en
                    betrokkenheid van medewerkers vergroten. Zij verschaft hen de mogelijkheid
                    om mee te denken over de aanpak van zaken die vallen binnen hun
                    competentiesfeer. Aan medewerkers biedt dit perspectief op
                    positieverbetering. Collectief voeden zij de organisatie met hun kennis en
                    ervaring. Om deze potentie te benutten is een samenwerkings(infra)structuur
                    nodig waarin medewerkers initiatief kunnen nemen en de organisatie
                    hun initiatieven oppikt. Een samenwerkingsinfrastructuur bestaat uit het speelveld,
                    de spelregels en de rollen waarbinnen de professionele
                    interactie plaatsvindt. Belangrijke eigenschap van deze infrastructuur is
                    de kanalisering van eigen initiatief en de interactie daarvan met bedrijfs-
                    en besluitvormingsprocessen. Het speelveld, de spelregels noch de rollen
                    zijn statische gegevens maar voortdurend onderwerp van een dialoog tussen
                    bestuur en organisatie. Meest veranderlijk zijn de rollen terwijl het
                    speelveld een relatief stabiele factor is.  
                 | 
               
              
                 | 
               
              
                Competentie
                
                  De twee elementen transparantie en
                      initiatief zijn gericht op mobilisering van het menselijk kapitaal binnen
                      de bedrijfsdoelstellingen. Het derde element, competentie, levert
                      een 'check' op de bedrijfsdoelstelling zelf. Bij een top-down benadering
                      wordt het element 'competentie' voornamelijk gebruikt voor exploitatie van
                      de 'human resources' door a. ‘sourcing’ van de juiste personen met de
                      juiste vaardigheden en b. waardebepaling van bedrijfsonderdelen die al dan
                      niet kunnen worden afgesplitst (out-sourcing). Bij de bottom-up benadering
                      wordt daar een dimensie aan toegevoegd: ontplooiing. Een evenwichtige
                      organisatie is niet eenzijdig gericht op exploitatie van de
                      ‘resources’ waarover ze kan beschikken. Ze is ook gericht op de
                      ontwikkeling van de potenties die ze in zich draagt. In verband met
                      competenties valt daarbij te denken  aan
                      enerzijds de uitbouw van bedrijfsactiviteiten waartoe bestaande
                      competenties uitnodigen, en anderzijds de ontwikkeling van het aanwezige
                      talent. In het element ‘competentie’ worden bedrijfsdoelstellingen en
                      beschikbare -potentiële- capaciteiten op elkaar betrokken.  In de bottom-up controlelijn kan zo een toets worden aangelegd op
                      de bedrijfsdoelstellingen en -strategie. Komt de organisatiestrategie niet
                      te ver af te liggen van de aanwezige competenties? Inbedding van deze
                      controlelijn start met processen en voorzieningen waarmee beschikbare
                      competenties op alle organisatieniveaus in kaart worden gebracht en
                      onderling worden afgestemd.  
                  Schema
                    2. Competenties als scharnier tussen talent en bedrijfsstrategie:
                    opwaartse mobiliteit en optimale allocatie 
                   Vanuit de drie elementen,
                    transparantie, initiatief en competentie, kunnen systemen worden ingericht
                    die een dynamisch evenwicht vestigen tussen de top-down en bottom-up
                    tendensen in een organisatie. Daarbij wordt ‘de werkvloer’ meer
                    betrokken bij de besluitvorming en het bestuur meer bij de
                    wederwaardigheden van de werkvloer. Op operationeel vlak komen bestuur en
                    werkvloer elkaar tegen in de ‘samenwerkingsinfrastructuur’. Op
                    strategisch niveau komen bestuur en werkvloer elkaar tegen bij de
                    ontwikkeling van bedrijfs- en individuele competenties. Bijkomend effect
                    is dat door het interne machtsevenwicht dat wordt gecreëerd, de
                    belangstelling van het bestuur voor de inrichting van de
                    uitvoeringsorganisatie zal toenemen. Deze is dan immers niet alleen
                    instrumenteel gericht op uitvoering van bestuursbeslissingen, maar ook op
                    beïnvloeding van de aansturing.  
                 | 
               
              
                Vrijwilligersorganisaties zijn
                  in het voordeel: Ze hebben
                  een expliciete missie die mensen aantrekt en motiveert. | 
               
              
                  
                    Vrijwilligers
                    De inzet van structurele elementen is
                    meet- en implementeerbaar. Hun effectiviteit is echter sterk afhankelijk
                    van wat wel wordt genoemd de ‘human factor’; het complex van
                    menselijke factoren dat bepalend is voor het welslagen van iedere
                    onderneming. Het gaat daarbij om de motivatie van individuele mensen en de
                    mate waarin zij zich bij de organisatie betrokken voelen.
                    Bedrijfsadviseur, Peter Drucker, schrijft in dit verband dat kenniswerkers
                    het best kunnen worden behandeld als vrijwilligers. “Het eerste wat
                      ze willen weten is waar de organisatie voor staat en hoe zij haar doel
                      denkt te bereiken. Het volgende wat ze belangrijk vinden is persoonlijke
                      ontwikkeling en verantwoordelijkheid. Met andere woorden ze moeten op de  juiste plek  worden
                      gezet. Bovendien willen ze respect, niet zozeer voor zichzelf, als wel
                      voor hun vakgebied” (The Economist, november 2001) . In essentie
                    gaat het bij motivatie en betrokkenheid om explicitering en deling van
                    waarden. Vrijwilligersorganisaties zijn daarbij in het voordeel. Ze hebben
                    een expliciete missie die mensen aantrekt en motiveert. Veelal trachten
                    organisaties het gemis aan een dergelijk bindend kader op te vullen door
                    formulering van bedrijfsdoelstellingen. Echter, deze doelstellingen
                    leveren 'magere waarden' die niet binden doch verplichten. Ze motiveren
                    niet maar zijn zelf de motivatie van de 'top-down' controlelijn. Ze
                    resulteren in normstellingen die wezenlijk repressief werken en, zoals
                    Soros stelt, uitnodigen tot een ontduikcultuur.  
                       | 
               
              
                Echte verandering wordt
                  niet gevonden in aanpassing van structuren, maar in de wijze waarop met die
                  structuren wordt omgegaan.
                 | 
               
              
                Referentiekader
                Voor organisaties is er volop
                      aanleiding om zich te oriënteren op de 'gevoelde' waarden die hen drijven
                      en bestaansrecht verschaffen. Deze waarden zijn bepalend voor
                      betrokkenheid en motivatie van de 'stakeholders'. Ze verschaffen een
                      gemeenschappelijk en richtinggevend referentiekader van een hogere orde
                      dan regels en richtlijnen. Waar die laatste tot versnippering leiden,
                      smeden waarden juist een band. Ze leveren het toetsingskader waaraan
                      bestuurders en bestuurden gelijkelijk onderworpen zijn; het eerste begin
                      voor effectuering van een evenwichtige dynamiek tussen 'top-down' en
                      'bottom-up' besturingsprocessen. Aan de orde zijn hier cultuuraspecten
                      die, in tegenstelling tot structurele elementen,  niet kunnen worden ontworpen en geïmplementeerd. Ze vormen een
                      levend en evoluerend gegeven dat op zijn best kan worden begrepen en
                      gerespecteerd. Nu mondiaal de vertwijfeling heeft toegeslagen en wordt
                      gezocht naar nieuwe referentiekaders en houvast is het goed de aandacht te
                      vestigen op die structuurveranderingen die meer  'checks and balances' in de besturingsprocessen inbedden.
                      Tegelijkertijd moet worden onderkend dat de echte verandering niet wordt
                      gevonden in aanpassing van structuren, maar in de wijze waarop met die
                      structuren wordt omgegaan. Met name daarin kunnen bestuurders thans hun
                      leiderschap tonen, en mogen de bestuurden hun verantwoordelijkheid nemen. << 
                     | 
               
              
                | ©
                  2002 mr edgar wortmann / elannet bv  | 
               
             
           
             Zie
              ook: 
             
            |