Informatietechnologie
De controller in
de real-time-organisatie
De controller moet
constant de juiste informatie in handen zien te krijgen. Niet zelden zal hij
rapporteren terwijl hij eigenlijk twijfelt aan de volledigheid of juistheid van
zijn gegevens. Professional Services Automation kan daarin verandering brengen.
Maar niet zonder een uitgekiend samenspel van mens, ICT en organisatie.
mr Edgar Wortmann is
coach en adviseur bij Elannet Cyber Company. Dit artikel is oorspronkelijk
verschenen in ControllersMagazine, april 2002.
De taakstelling van de controller
is simpel: hij signaleert, rapporteert en adviseert. Het werk dat hij doet is echter minder eenvoudig. Waar haalt hij zijn
gegevens vandaan? Kloppen die gegevens wel, zijn ze volledig,
gelijksoortig en consistent? Het moeilijkste is niet het rapporteren, maar
de informatievergaring die daaraan voorafgaat. Daarvoor is de controller
sterk afhankelijk van mensen en processen die hij niet kan besturen.
...
dinosauriërs en pantoffeldiertjes
In
de procesindustrie valt het met de informatievergaring nog mee. Daar
kunnen de monitoren in de productieketen worden ingebed. Maar als het om
mensenwerk gaat, wordt het moeilijker om geijkte meetinstrumenten op te
stellen. De gebruikelijke oplossing is 'een definitie van harde doelen en
budgetten' en bovenal 'discipline bij het personeel'. Dit verdraagt zich
echter slecht met trends als 'zelfstandigheid', 'eigen
verantwoordelijkheid' en 'ondernemerschap', die voor kenniswerkers zo
typerend zijn.
In
het ideale geval zou de controller helemaal niet bezig zijn met
informatievergaring. Hij zou de nodige monitoren opstellen, die vanzelf
een signaal afgeven wanneer kritieke punten worden bereikt. Hij zou dan
niet aan het einde van de pijp een overvloed aan informatie opvangen, maar
meewerken aan de definitie van de processen en de meetpunten daarin. Hij
zou zich ervan verzekeren dat alle werkstromen daadwerkelijk langs zijn
monitoren lopen, en dat deze op de juiste wijze zijn ingesteld.
Het
ideaalbeeld toont hoe weinig ideaal de werkelijkheid soms is. De meeste
tijd is de controller kwijt aan het werk dat zijn monitors eigenlijk
hadden moeten doen. Bovendien kan hij zelden rekenen op volledigheid,
consistentie en gelijksoortigheid van zijn informatie. De controller is
eerder bezig met interpretatie van gegevens dan met het trekken van
conclusies. Dit is een aanslag op zijn tijd en maakt hem kwetsbaar voor
kritiek.
|
Pantoffeldiertjes
en dinosauriërs
Waarom
hebben organisaties dan geen helder controller-monitor-onderscheid geïmplementeerd?
Een deel van de moeilijkheid zit in de aard van de organisatie. Zij is
geen mechanisch systeem zoals een thermostaat, maar een levend samenspel
van organen. Een organisatie laat zich derhalve moeilijk vergelijken met
een industrieel proces dat kan worden bestuurd met uitgekiende meet- en
regeltechnologie. Een ander probleem zit in het ontbreken van een
integrale informatie-infrastructuur waarlangs alle samenwerkingsprocessen
binnen de organisatie verlopen. De informatisering is nog maar jong. Het
is een onsamenhangende wereld van pantoffeldiertjes en vraatzuchtige
dinosauriërs. Een meer ecologische en mensvriendelijke informatisering
bleek tot dusver weinig meer dan een belofte.
Definitie,
opstelling en operationalisering van monitors is bij de huidige 'state of
business' dan ook nauwelijks denkbaar. Vooralsnog bevinden de monitors
zich in het bewustzijn van de medewerkers. Jammer alleen dat hun prioriteit niet ligt bij de signalering van kritieke waarden. Ze moeten
productie leveren. Nog diffuser wordt het wanneer de kritieke waarden
betrekking hebben op optelsommen van meetpunten. Dat vraagt om
gedisciplineerde rapportages door tal van medewerkers van gegevens die
voor hun productie irrelevant zijn. Biedt de informatietechnologie hier
geen uitkomst?
|
|
De
twee-eenheid van monitor en controller
In de
cybernetica – de wetenschap van zelfsturende systemen – vormt de
'controller' een twee-eenheid met de 'monitor'. De monitor constateert en
de controller reageert. De monitor is logisch en strategisch opgesteld in
het systeem. Kritieke grensovergangen geeft hij onbemiddeld door. De
controller pikt het signaal op, waarna hij reageert.
Een
simpel voorbeeld van een zelfsturend systeem is een thermostaat. Het
bimetaal is de monitor die een signaal afgeeft bij het bereiken van een
kritische temperatuur, waarna de controller in actie komt: de verwarming
wordt aan- of uitgezet.
Bij
de ontwikkeling van een zelfsturend systeem wordt de monitor zorgvuldig
opgesteld en geijkt. Hij moet de intreding van een vooraf gedefinieerde
kritieke toestand onderscheiden en onmiddellijk doorgeven aan de
controller. Een goede verbinding zorgt ervoor dat het signaal dat de
monitor afgeeft, daadwerkelijk door de controller wordt opgemerkt. Deze
moet op zijn beurt zijn toegerust met de nodige intelligentie, aansluitingen en soepelheid om het signaal in gepaste
actie om te zetten.
|
...monitor
en controller... |
Evolutie
ICT
veroverde de zakelijke markt schoksgewijs en stormenderhand. Inmiddels
raakt het de kern van bedrijven en beroepen. Eerst was het 'mainframe
computing' dat centrale rekenkracht bracht binnen grote organisaties. De
computer volbracht tamelijk specifieke en geïsoleerde taken. Dit
veranderde door de opkomst van kantoorautomatisering en Enterprise Resource Planning (ERP) in de jaren tachtig en negentig:
grote bedrijven gingen massaal over op integrale informatiesystemen voor
financiële administratie, voorraadbeheer en productie. Tegelijkertijd
werd het voltallige personeel van een computer voorzien.
De nieuwe
systemen hadden grote impact op de manier en efficiëntie waarmee
bedrijfsprocessen zich voltrokken. Er ging een standaardiserende werking
vanuit. De geïntegreerde bedrijfssoftware (ERP) bleef echter een
specialisme binnen de organisatie. De meeste medewerkers hadden hier niet
direct mee te maken.
Eind
jaren negentig ontketende een samenloop van omstandigheden nieuwe
ontwikkelingen in management en ICT. Deze ontwikkelingen hingen samen met
de opkomst van het kenniswerk, de grafische interface en de netwerktechnologie. Grafische interfaces brachten computersystemen
dichter bij de werkers en (inter-)netwerktechnologie maakte fijnmazige
distributie van organisatiegegevens mogelijk. De opkomst van het
kenniswerk impliceert een ingrijpende verandering van de verhouding tussen
mens en organisatie. Paradigma's zijn aan het schuiven en wel hier en nu.
Wat hiervan de consequenties zullen zijn, is amper te overzien. Hooguit
zijn verschillende overgangssymptomen te identificeren die al aanwezig
zijn en die de beloften voor de toekomst in zich dragen. Professional
Services Automation (PSA) is daar één van.
|
Trage
start
Met
PSA doelt men op de integrale ICT-ondersteuning van kennisintensieve,
projectmatige samenwerking. Het gaat primair om ondersteuning van
kenniswerkers en hun onderlinge samenwerking. Afgeleiden daarvan zijn de
besturing van de organisatie en de prioriteitstelling in de
projectportfolio. In de economie wordt productiviteitsgroei bereikt door
optimale inzet van schaarse goederen. In de kenniseconomie komt dat neer
op facilitering van de kenniswerkers en optimalisering van de
personeelsinzet. Dit optimalisatiemotief van PSA heeft ertoe geleid dat
men ook wel spreekt van Service
Process Optimization (SPO).
Marktanalysten
gebruiken de term PSA als het gaat om bepaalde softwarepakketten. Het gaat
dan om pakketten waarin een dienstverleningsproces zit ingebakken: van (sales-)lead,
via bemensing en projectmanagement tot nazorg en performanceanalyse. Ze
constateren vervolgens dat deze bedrijfssoftwaremarkt maar langzaam op
gang komt. Het aanbod is groot, maar de klanten nemen een afwachtende
houding aan. Wellicht vrezen ze de impact van PSA-implementaties, die tot
in alle uithoeken van de organisatie voelbaar is. Verschillende
PSA-pioniers zijn inmiddels overgenomen door grote softwarebedrijven die
de PSA-functionaliteit hebben toegevoegd aan hun portfolio.
De
trage start van de pakketverkoop doet niets af aan de dominantie van de
trend. Ook de integratie van informatiesystemen en de webontsluiting van
bestaande applicaties valt onder de beweging die de inzet van de
kenniswerkers wil optimaliseren. Er zijn veel ontwikkelingen waar te nemen
die leiden tot de aaneenschakeling van systemen, waardoor de samenwerking
tussen personen in een integrale informatie-infrastructuur wordt gegoten.
Binnen grote concerns als ABN Amro en Shell zijn daardoor hele
IT-afdelingen tot ontwikkeling gekomen, die inmiddels als zelfstandige
dienstverleners actief zijn op de markt. De zakenbank Salomon Smith Barney
beschreef onlangs hoe de ICT-ontwikkelingen van de afgelopen jaren tot
uitdrukking komen in het woord collaboration: ‘Organisaties vormen samenwerkingsinfrastructuren,
ofwel service chains.’
Wat
moet een controller met dergelijke mondiale trends in organisatie en
techniek? De technologie
staat doorgaans ver verwijderd van zijn verantwoordelijkheid. Bovendien
zijn de datastructuren die aan informatiesystemen ten grondslag liggen, al
snel ondoorgrondelijk. Toch biedt de 'samenwerkingsinfrastructuur' de
controller een uitgelezen kans om zijn monitoren op te stellen, om
achterovergeleund zijn (denk-)werk te kunnen doen. Twee factoren zijn
daarbij van belang: het ontwerp van de uitvoeringsprocessen, en in
samenhang daarmee een generiek metadata-model.
|
|
Opkomst
en gevolgen van het kenniswerk
Sinds
de vroege jaren zestig spreekt men in economische kringen van
'kennisindustrie' en 'kenniswerk'. Tot die tijd werd de economie
gedomineerd door industriële productie. De maatschappij was nog
overzichtelijk in te delen in klassentegenstellingen en ideologieën.
Tegen die achtergrond heeft de opkomst van het kenniswerk moeilijk te
overschatten implicaties. De industriële productie boet geleidelijk in
aan belang en 'de arbeider' wordt vervangen door 'de kenniswerker'. De
ingrijpende gevolgen voor de maatschappelijke verhoudingen worden door
Peter Drucker in The Economist (november 2001, survey 'The next society') als volgt geïllustreerd:
‘kenniswerkers zijn collectief de nieuwe kapitalisten. Kennis is de
belangrijkste en meest schaarse economische factor.’
Ook
de verhoudingen tussen mens en organisatie veranderen in de
kenniseconomie. Drucker schrijft in hetzelfde onderzoek: ‘Effectieve
kennisinzet vergt specialisatie. Dat betekent dat kenniswerkers toegang
behoeven tot een organisatie; een collectief dat een keur van
kenniswerkers bijeenbrengt en hun specialismen aanwendt voor een
gemeenschappelijk doel. De meest begaafde wiskundige wordt pas effectief
binnen een faculteit. De meest briljante consultant in productontwikkeling is pas effectief wanneer er een organisatie is die
zijn adviezen in praktijk kan brengen. De beste softwareontwikkelaar heeft
een hardwareproducent nodig. Op hun beurt hebben faculteiten wiskundigen
nodig, bedrijven consultants en PC-producenten softwareprogrammeurs.
Kenniswerkers zien zichzelf dan ook als gelijke en eerder als
“professional” dan als “werknemer”.’
De
organisatie heeft de kenniswerker nodig en de kenniswerker de organisatie.
Er is sprake van een wederzijdse afhankelijkheid die de onderlinge
verhoudingen horizontaliseert.
|
|
De
meest stabiele factor in een organisatie is de data die ze in haar
archieven heeft opgeslagen
Metadata-modellering
De
meest stabiele factor in een organisatie is de data die ze in haar
archieven heeft opgeslagen. Deze stabiliteit contrasteert met de mensen
die de gegevens aanwenden en de processen waarin ze ontstaan en worden
(her)gebruikt. De mensen en processen zijn voortdurend aan verandering en
vernieuwing onderhevig. De opgeslagen gegevens daarentegen leggen een
ononderbroken fundament.
Zo belangrijk
als de gegevens zijn, zo onoverzichtelijk en ontoegankelijk zijn ze in
veel gevallen ontsloten. In fysieke archieven is dat begrijpelijk.
Gegevens kunnen daar slechts volgens één vaste sleutel worden geordend:
alfabetisch op product of persoonsnaam, of numeriek op artikel of datum.
In digitale systemen kunnen meerdere sleutels door elkaar worden gebruikt.
Maar ook dan blijkt de gearchiveerde wereld ver van de werkelijkheid af te
staan. Datamodellen kennen hun eigen logica die moeilijk te doorgronden
is. Om de verschillende werelden op elkaar te betrekken worden
metadata-modellen gemaakt. Hierin wordt het verband gelegd tussen het
datamodel waarin de gegevens feitelijk liggen opgeslagen en het virtuele
metadatamodel waarin de organisatielogica is vervat. Dergelijke methoden
worden gebruikt bij de integratie van ongelijksoortige informatiesystemen
en in informatiearchitecturen waarin in een aparte laag voor de 'business
logica' is voorzien.
|
Aanpasbaar
hulpmiddel
Metadata
is simpel en doeltreffend. Ter illustratie van haar eenvoud het volgende
voorbeeld. 'Medewerker' is een gangbaar begrip in het normale
organisatiebewustzijn. Toch zal het fenomeen 'medewerker' in de database,
waarin de persoons- en organisatiegegevens liggen opgeslagen, geheel
kunnen ontbreken. De database kent bijvoorbeeld wel de objecten 'persoon'
en 'afdeling'. Bovendien zijn in de database de relaties tussen personen
en afdelingen vastgelegd. De database hoeft dus niets van het begrip
'medewerker' af te weten om toch de personen die tot een bepaalde afdeling
behoren te kunnen tonen.
Door
op metadata-niveau de relatie tussen persoon en afdeling als 'medewerker'
te definiëren, wordt de brug geslagen tussen de organisatiewerkelijkheid
en het onderliggende datamodel. Voor de informatietechnologie biedt dit
grote kansen. Het vergemakkelijkt de integratie van verschillende
informatiesystemen en vermindert de afhankelijkheid van onderliggende
technologieën en datastructuren. Maar ook voor de organisatie zelf biedt
het kansen. Het maakt het mogelijk om medewerkers voortdurend te betrekken
bij de inrichting en aanpassing van informatiesystemen. De informatisering
wordt zo veel minder 'een gegeven' maar een aanpasbaar hulpmiddel. Voor
controllers levert het een mogelijkheid om de totale
informatie-infrastructuur van de organisatie te overzien en de voor hem
relevante meetpunten te definiëren.
|
Uitvoeringsprocessen
Met
een integraal informatieontwerp voor de organisatie en de definitie van
monitors en meetpunten zijn we er nog niet. Hoe kan de controller ervoor
zorgen dat de voor hem relevante gegevens daadwerkelijk via de 'het
systeem' verlopen? De kennisintensieve werkomgeving is geen samenleving
van bazen en ondergeschikten, maar van senioren en junioren. Het eisen van
discipline in een dergelijke omgeving is problematisch. De kenniswerker
laat zich niet dwingen in een keurslijf. Wél is hij zich ervan bewust dat
hij zijn werk niet kan doen zonder aansluiting met de organisatie,
informatieontsluiting, overzicht van kennis en collega's,
projectmanagement-tools en communicatiemiddelen. Wellicht is hij vanuit
deze behoeften te verleiden, haast ongemerkt, zijn rapporterend werk te
doen.
Waarom
zouden de behoeften van de controller een last voor zijn collega's moeten
zijn? Waarom worden nauwelijks simpele en doeltreffende oplossingen
ontworpen die én de professional ondersteunen én de gegevens archiveren
die de controller weten wil? Vanuit de metadata beschouwd ontlopen de
behoeften van de controller en de professional elkaar niet zo veel. De
praktijk wil echter dat ze niet op elkaar zijn afgestemd en niet in een
gedeelde samenwerkingsinfrastructuur zijn ingebed.
Het
is eenvoudig te bedenken hoe het beter kan. Een voorbeeld: de controller
wil weten welke projecten worden gedaan, van welke categorie, onder wiens
verantwoordelijkheid, onder welke afdeling ze vallen, welk budget er voor
elk project is, en welke personele capaciteiten (menskracht en
competenties) worden ingezet. Hij kan nu maandelijks lijstjes gaan
rondsturen naar alle projectleiders met deze vragen per project. De
organisatie had echter ook kunnen voorzien in een hulpmiddel voor de
projectleiders- en medewerkers, waarin deze gegevens van nature waren
opgeslagen. De volgende denkbeeldige situatie mag illustreren dat dat
helemaal zo gek nog niet is.
|
Waarom
zouden de behoeften van de controller een last voor zijn collega's moeten
zijn?
Project
Medewerker
Jan wordt uitgenodigd een project te gaan leiden. Het project valt niet
onder zijn eigen afdeling. Jan heeft er zin in, maar maakt zich zorgen
over de zienswijze van zijn directe chef en over zijn budgetten. Om de
zaak in procedure te brengen voert hij de basisgegevens van het project
in. Het project heeft hierdoor voor de organisatie een naam, een
opdrachtgever en projectleider. Bovendien legt Jan via de basisgegevens
zijn eerste budgettaire claims. Het systeem informeert zowel Jans directe
chef als het hoofd van de afdeling waaronder het project valt. Het is nu
aan hen om te bepalen of Jan aan de slag kan, en met welk budget. Ook zij
kunnen hun beslissingen direct in het systeem invoeren. De workflow heeft
geen moeite met 'baas-boven-baas'.
Het
project betreft een externe klus voor een belangrijke klant. Jan heeft
niet eerder voor deze klant gewerkt. Seniore collega's heeft hij wel eens
over de klant horen spreken. Binnenkort kan hij net zo ingewijd doen over
deze klant als zij! Na koppeling van het project aan de klant krijgt Jan,
als projectleider, al toegang tot interessante klantgegevens. Hij smult
ervan en voelt zich een beetje meer tot de 'in-crowd' behoren.
Na
wat grasduinen door de project- en klantinformatie krijgt Jan een beeld
van de aanpak van zijn project. Hij gaat op onderzoek uit in het
competentiemanagementsysteem, waarna hij per telefoon en e-mail van
gedachten wisselt met collega's die voor dezelfde klant hebben gewerkt of
die beschikken over vergelijkbare projectervaring en toepasselijke
expertise. Na de eerste gesprekken voegt hij verschillende beschikbare
personen toe aan zijn projectruimte. De managers van deze personen worden
automatisch geïnformeerd. Ook zij krijgen gelegenheid beslissingen te
nemen en in te voeren. Jan is bezig op een effectieve manier zijn zaken te
regelen. Dat hij onderwijl zijn controller van essentiële informatie
voorziet stoort hem geenszins…
|
De controller staat midden in de organisatie, werkt aan de structuur en levert preventieve oplossingen die
rechtstreeks in de uitvoeringsprocessen worden
verankerd.
Niet
saai
Het
voorbeeld wil aantonen dat wanneer de belevingswereld van de professional
centraal wordt gesteld en een uitgekiende samenwerkingsinfrastructuur
beschikbaar is, de bevrediging van de informatiebehoefte van de controller
in één moeite meegaat. De professional wordt verlost van
rapportageplichten en kan zich goed gefaciliteerd op zijn primaire doelen
storten. De controller heeft maximale zekerheid dat hij de volledige
informatie krijgt aangereikt. Voorwaarde is wel dat de controller weet wat
hij wil weten, en dat hij zijn monitoren strategisch heeft opgesteld in
een integrale samenwerkingsinfrastructuur.
...alles
onder controle
De
geprojecteerde rol van de controller in het ontwerp van de
informatie-infrastructuur en de werkprocessen heeft verstrekkende
gevolgen. In de eerste plaats betekent het een verschuiving van 'achter de
feiten aanlopen' naar '(her-)ontwerpen van het systeem', wat geen eenmalig
maar een blijvend proces is. Niet alleen de processtappen zullen
voortdurend aan herontwerp onderhevig zijn, ook de meetpunten, kritieke
waarden en aggregatieniveaus zijn aan bijstelling onderworpen. De veranderingen vinden plaats binnen het structurerende en
relatief stabiele kader van het integrale bedrijfsgegevensmodel. De aldus
voortschrijdende parametrisering van de werkprocessen impliceert
efficiencyvergroting. De controller draagt zo direct en actief bij aan de
voortgaande verbetering van de bedrijfsvoering. Hij zit er minder voor de
'overhead' en meer voor de 'optimalisering'.
Een
ander gevolg voor de controller is dat de organisatie hem met andere ogen
zal bekijken. Hij is niet alleen betrokken bij continue verfijning van
processen, hij is ook 'real-time' geïnformeerd over alle gegevens die hij
kan en wil weten. Dit maakt dat men van hem een effectieve (pro-)actieve
houding verwacht. Hij wordt geacht direct op te treden wanneer een kritiek
punt wordt bereikt. Hij moet zijn maatregelen klaar hebben en de nodige
voorstellen doen voor procesaanpassing, waardoor de overschrijding minder
snel zal voorkomen.
Dat
schetst een ander beeld dan dat van de controller die na veel duw- en
trekwerk zijn spreadsheets kan bijwerken, waarna hij zijn conclusies 'op
basis van de beschikbare gegevens' keurig aan het management rapporteert.
De controller staat nu midden in de organisatie, werkt aan de structuur,
rukt uit als er brand is en levert preventieve oplossingen die niet in de
bureaula verdwijnen maar rechtstreeks in de uitvoeringsprocessen worden
verankerd. Wie dacht dat het werk van de controller saai was? In de
real-time-organisatie is dat zeker niet het geval.<<
|
©
2002 mr edgar wortmann / elannet bv - postbus 932 - 3160 ac - rhoon |
Zie
ook:
|