Deze samenvatting bevat de hoofdlijnen van het kabinetsstandpunt "Structuur Uitvoering Werk en Inkomen". Het kabinetsstandpunt wordt eerst met het parlement besproken. Vervolgens worden de voornemens omgezet in wetgeving, die de parlementaire behandeling zal doorlopen.
NAAR EEN ACTIVERENDE UITVOERINGSORGANISATIE VOOR WERK EN INKOMEN
Iedereen die op zoek is naar een baan of een uitkering wil aanvragen, kan in de nabije toekomst terecht bij een Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). In het hele land worden circa 200 CWIs gevestigd. De CWIs zijn publieke instanties die worden bestuurd door het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen (LIWI), waarin werkgevers- en werknemersorganisaties en de gemeenten zijn vertegenwoordigd. In de nieuwe uitvoeringsorganisatie staat activering van uitkeringsgerechtigden voorop. Verder wordt de uitvoering van de sociale verzekeringen in belangrijke mate geprivatiseerd. Beslissingen die de uitvoerder ruimte laten voor een eigen oordeel, zoals de WAO-keuringen, komen voor verantwoordelijkheid van het CWI.
Achtergrond
Sinds de parlementaire enquête Uitvoeringsorganen in 1993 de vinger
legde op een aantal zwakke plekken in de sociale zekerheid, is stapsgewijs toegewerkt naar
een nieuwe uitvoeringsstructuur. In de loop der jaren is gerichte samenwerking bevorderd
tussen gemeenten, arbeidsbureaus en uitvoeringsinstellingen van de sociale verzekeringen,
werden de sociale verzekeringswetten, de Arbeidsvoorzieningswet en de Algemene
Bijstandswet ingrijpend gewijzigd (om een activerend stelsel te creëren en om werkgevers
sterker dan voorheen te stimuleren om de uitkeringslasten zoveel mogelijk te beperken) en
werd marktwerking geïntroduceerd. Het Regeerakkoord van het huidige kabinet gaf de
opdracht voor een op werk gerichte en klantvriendelijke uitvoering. Daarin worden aan de
ene kant taken die naar hun aard niet voor concurrentie in aanmerking komen (zoals de
WAO-keuringen) uitgevoerd door een publieke instantie. Aan de andere kant wordt er ook
ruimte geschapen voor private uitvoering van werkzaamheden op het gebied van de
reïntegratie en uitkeringsverzorging. Dit kabinetsstandpunt bevat de uitwerking van deze
gedachten.
uitgangspunten van de nieuwe organisatiestructuur
|
CWI: toegang tot werk en sociale zekerheid
Een belangrijke doelstelling van de nieuwe uitvoeringsorganisatie is mensen zo
snel mogelijk (weer) aan het werk helpen. Dit traject start in het CWI met de presentatie
van het vacature-aanbod (de nationale vacaturebank) en zo mogelijk met de directe
bemiddeling naar werk. De basisdienstverlening van Arbeidsvoorziening wordt daartoe
opgenomen in het CWI. Ook werkgevers kunnen terecht bij het CWI voor informatie en advies
en voor bemiddeling bij vacatures (de nationale sollicitantenbank). De CWIs
verrichten geen diensten tegen betaling.
Het CWI verzamelt tevens de gegevens die nodig zijn voor de aanvraag van een WW- of
Bijstandsuitkering. Ook bepaalt het CWI de afstand tot de arbeidsmarkt van de klant.
De CWIs die momenteel overal in Nederland tot stand komen, zijn
samenwerkingsverbanden tussen de verschillende kolommen. In de nieuwe opzet zijn de
CWIs onderdeel van een nieuwe publieke organisatie (LIWI/CWI) met een eigen bestuur,
directie en werknemers. Ze combineren een aantal taken die nu door arbeidsvoorziening,
uvis en sociale diensten worden uitgevoerd.
de taken van het CWI nieuwe stijl
|
Afstand tot de arbeidsmarkt
De CWI-medewerker bekijkt samen met de klant of er geschikt werk is voor hem of
haar. Is dat niet het geval, dan bepaalt de CWI-medewerker via een administratieve intake
globaal de afstand van de werkzoekende tot de arbeidsmarkt. Wie in fase 1 wordt ingedeeld,
is direct bemiddelbaar en krijgt enkel te maken met dienstverlening door het CWI. Voor de
mensen in fase 2, 3 en 4 wordt via de kwalificerende intake nader gekeken hoe groot de
afstand tot de arbeidsmarkt precies is en wat er voor de klant nodig is om weer aan het
werk te komen.
Het resultaat van de kwalificerende intake is een overdrachtsrapport aan uvi of gemeente,
waarin de fase-indeling van de klant en een advies over het benodigde reïntegratietraject
zijn opgenomen. Voor fase 4-klanten schetst het CWI daarnaast welke persoonlijke problemen
er zijn en welke mogelijkheden tot dienstverlening er zijn voor de klant om tenminste
maatschappelijk te kunnen participeren. Het doel is om te zorgen dat persoonlijke
werkbelemmeringen zodanig worden verminderd dat arbeidsmarktinstrumenten kunnen worden
ingezet.
Het is aan gemeenten (sociale diensten) en uvis om daadwerkelijk te beslissen of
iemand een reïntegratietraject krijgt aangeboden en om dit vervolgens uit te (laten)
voeren. Gemeenten en uvis verrichten in het kader van de uitkeringsverzorging
regelmatig heronderzoeken. Als daarbij blijkt dat de situatie van de klant zodanig
veranderd is, dat de afstand tot de arbeidsmarkt opnieuw bepaald moet worden, dan gebeurt
dit door het CWI.
de indeling van werkzoekenden in fasen volgens de Kansmeter:
|
Claimbeoordeling WAO
Het kabinet vindt dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen in het publieke
domein moeten plaatsvinden. Dat betekent dat CWI-medewerkers zich niet alleen bezighouden
met de aanvraag van een WAO-uitkering, maar ook de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen
uitvoeren.
Om reorganisatielasten te minimaliseren kiest het kabinet ervoor om in de beginsituatie
alle keuringen door CWI-medewerkers bij de uvis te laten plaatsvinden (het volledig
loodsmodel). Dat betekent dat zowel artsen als arbeidsdeskundigen in dienst van het
CWI/LIWI zijn en ook beleidsmatig door het CWI/LIWI worden aangestuurd.
Het kabinet houdt de mogelijkheid nog open om op termijn te kiezen voor:
Activering, controle en andere dienstverlening op de locatie van
het CWI
Als de hoogte van de uitkering is vastgesteld, zorgen gemeenten en uvis
voor de reïntegratie. Om te voorkomen dat fase 1-cliënten met twee loketten te maken
krijgen, streeft het kabinet ernaar dat de activering en controle van deze cliënten ook
op de CWI-locatie geschiedt, door medewerkers van gemeenten en uvis. In regionale
overlegplatforms zullen CWIs, gemeenten en uvis afspraken moeten maken over de
wijze waarop dit gerealiseerd kan worden.
Vervolgbeoordelingen van fase 2, 3 en 4 WW-cliënten vinden vervolgens door
CWI-medewerkers, via het loodsmodel bij de uvi plaats. De vervolgbeoordelingen van de fase
2, 3, en 4 Bijstandscliënten vindt plaats bij de gemeente.
Om de klant zoveel mogelijk via één loket van dienst te zijn, vindt het kabinet het gewenst dat naast activerings- en controletaken voor fase 1-cliënten, ook andere gemeentelijke of uvi-taken op een CWI-locatie worden uitgevoerd. Medewerkers van gemeenten of uvis zouden deze taken dan kunnen verrichten in het CWI. Ook andere partijen zouden zich in zon bedrijfsverzamelgebouw kunnen vestigen bijv. uitzendbureaus, Arbo-diensten en indicatiecommissies voor WSW en WIW.
Inzet van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)
De nieuwe uitvoeringsstructuur kan alleen goed functioneren als
gegevensoverdracht tussen de betrokken uitvoerders is geregeld. De gegevensuitwisseling is
van cruciaal belang voor een effectief, efficiënt en klantvriendelijk uitvoeringsproces
met een soepele dossieroverdracht. Daarnaast is de gegevensuitwisseling van belang voor de
fraudebestrijding.
functies van ICT
|
Bij de CWIs in de nieuwe context wordt voortgebouwd op hetgeen in het kader van Cliënt Volg en Communicatie Systeem (CVCS) is ontwikkeld. Dit systeem kan waar nodig worden uitgebreid en aangevuld. Voor de uitvoering van de overige CWI-taken is ook ICT-ondersteuning nodig. Zo zullen ICT-toepassingen gebruikt worden voor het verzamelen, analyseren en beschikbaar stellen van informatie over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en zal ICT een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van een vacature- en sollicitantenbank.
Uitvoering in het private domein, de uitvoeringsinstellingen sv
taken van de uvis
|
In de nieuwe situatie sluit de uvi contracten af met opdrachtgevers.
Deze moeten alle sv-taken die hierboven genoemd worden bij één uvi onderbrengen. Dat
geldt in ieder geval voor de beginfase. Dit betekent niet dat de uvis alle
werkzaamheden zelf moeten uitvoeren. Voor de uitvoering van de reïntegratie zal de uvi in
veel gevallen één of meerdere reïntegratiebedrijven inschakelen. In het contract wordt
bepaald welke bedrijven ingeschakeld worden en aan welke eisen de uitvoering van de
reïntegratietaak moet voldoen.De uvis zijn in de toekomst zelfstandige bestuursorganisaties (ZBO) voor
wat betreft de uitvoering van wettelijke taken en privaatrechtelijke ondernemingen voor de
overige taken. De aandelen van de huidige uvis worden verkocht zonder bevoordeling
van de huidige samenwerkingspartners van de uvis of de holdings waartoe de
uvis behoren.
Iedere opdrachtgever sluit een contract met een door de minister erkende uvi. Waar
partijen het niet eens kunnen worden, zal een door het LIWI opgesteld standaardcontract
gelden.
Voor sectoren waarin geen opdrachtgever wordt opgericht (bijvoorbeeld omdat de
ondernemingen te klein zijn), kunnen centrale representatieve werkgevers- en
werknemersorganisaties optreden als zgn. restopdrachtgevers.
Meer concurrentie
Het kabinet verwacht dat concurrentie leidt tot een meer effectieve en
efficiënte uitvoering én tot lagere uitvoeringskosten. Vraag en aanbod zullen toenemen
op de uitvoeringsmarkt.
De opdrachtgevers zijn bipartiet samengesteld. Ze worden opgericht door CAO-partijen of
andere representatieve organisaties van werkgevers en werknemers.
Om de overgang van het centrale naar het decentrale opdrachtgeverschap te vergemakkelijken
wordt in de beginsituatie de huidige indeling in sectoren als uitgangspunt genomen.
Daarnaast kunnen ook CAO-partijen of grote ondernemingen al bij de start in de gelegenheid
worden gesteld om een uvi te contracteren.
Op termijn legt het kabinet de ondergrens voor opdrachtgeverschap bij werkgevers met meer
dan 100 werknemers. Ieder schaalniveau daarboven (sectoren, CAO-niveau, bedrijfstakken) is
dan uiteraard ook mogelijk.
De drempel voor toetreding van nieuwe uvis wordt verlaagd. De erkenningseisen worden
versoepeld en uvis mogen taken uitbesteden aan derden. Ook mogen uvis voortaan
publieke en private taken combineren, mits ze voldoen aan eisen van privacy, toezicht en
eerlijke mededinging. Alle uvis, dus ook de nieuwe toetreders, kunnen onder nader te
bepalen voorwaarden gebruik maken van de met publiek geld ontwikkelde softwaresystemen,
met name die systemen die zijn ontwikkeld door het LISV.
Opdrachtgevers kunnen straks gemakkelijker wisselen van uvi. Daarvoor is het nodig dat de
uvis hun gegevensbeheer zo standaardiseren dat ze bij contractwisseling hun gegevens
gemakkelijk en goedkoop kunnen overdragen aan de nieuwe uvi.
Prikkels voor reïntegratie
In het stelsel van sociale zekerheid zijn of worden prikkels ingebouwd die
werkgevers en gemeenten financieel belang geven bij verbetering van de reïntegratie
(WULBZ, PEMBA, wachtgeldperiode WW, bijstandslasten gemeenten etc.). Het is dan ook
logisch om de reïntegratiemiddelen zoveel mogelijk over te dragen aan gemeenten en
uvis.
Voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapte werknemers gaat het om REA-middelen (na het
eerste jaar). De uvis ontvangen die middelen via het LIWI op basis van
contractafspraken met hun opdrachtgevers.
Op dit moment hebben de opdrachtgevers van uvis relatief weinig financieel belang
bij de reïntegratie van WW-uitkeringsgerechtigden. Daarom is er voor deze groep een
specifiek reïntegratiebudget, beheerd door het LIWI. Het budget komt beschikbaar in de
vorm van trekkingsrechten. Uvis die een WW-er plaatsen declareren de bijbehorende
normprijs bij het LIWI.Voor financiering van trajecten voor fase 4-cliënten, is financiering enkel op
basis van output(plaatsing) niet logisch. Voor deze categorie zouden de uvis een
vast bedrag moeten krijgen, te besteden aan activering en dergelijke.
Gemeenten als opdrachtgever voor reïntegratie
taken van de gemeenten
|
Als opdrachtgever voor reïntegratie laat de gemeente
reïntegratietrajectplannen opstellen en uitvoeren. Daarbij kan de gemeente gebruik maken
van de bestaande gemeentelijke infrastructuur en/of van derden (zoals private
reïntegratiebedrijven, uitzendorganisaties, scholings- en bemiddelingsinstellingen,
assessment- en hulpverleningsinstituten).
Bij fase 4-cliënten die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, gaat het in eerste
instantie om het bevorderen van maatschappelijke participatie en het voorkomen van
maatschappelijk isolement. Zorg- en reïntegratietrajecten moeten dan op elkaar
aansluiten.
In de nieuwe situatie worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de reïntegratie van
niet-uitkeringsgerechtigden, inclusief de niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsgehandicapten
(Wet REA).
Het is de bedoeling dat de gemeentelijke reïntegratiemiddelen terecht komen in een
gemeentelijk Fonds voor Werk en Inkomen. Voor de financiering aan gemeenten wordt gedacht
aan een systeem van normbedragen, afhankelijk van de afstand die een klant heeft tot de
arbeidsmarkt, analoog aan het systeem voor de reïntegratiemiddelen voor de sociale
verzekeringen. Omdat gemeenten geen direct financieel belang hebben bij de reïntegratie
van niet-uitkeringsgerechtigden, wil het kabinet de reïntegratiemiddelen voor deze groep
geoormerkt ter beschikking stellen.
Arbeidsvoorzieningstaken verdeeld
De basisdienstverlening van Arbeidsvoorziening (Arbvo) wordt opgenomen in het CWI
(zie box taken van het CWI).
Het deel van Arbeidsvoorziening dat zich bezighoudt met de reïntegratie van moeilijk
plaatsbare werkzoekenden, wordt geprivatiseerd en zal opdrachten moeten verwerven van
zowel gemeenten als uvis. Bij de privatisering zal een evenwicht moeten worden
gezocht tussen de wens om de expertise en de capaciteit van Arbeidsvoorziening te behouden
en de eis van gelijke concurrentieverhoudingen met andere aanbieders. Dat betekent dat het
Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening alleen voor een beperkte periode een
bijzondere positie kan krijgen. De duur van deze overgangsperiode en de vorm waarin deze
gestalte krijgt, worden nog nader uitgewerkt.
De Centra voor Vakopleiding zullen deel uitmaken van het Reïntegratiebedrijf
Arbeidsvoorziening. Daarmee krijgt het Reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening een sterke
startpositie. Wel worden er afspraken gemaakt over de samenwerking met de ROCs zodat
een compleet onderwijsaanbod gewaarborgd blijft.
Aansturing: de minister van SZW, LIWI en CWI en regionale
platforms
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft uiteraard politiek
verantwoordelijk voor het hele uitvoeringsproces. De minister stelt, op voorstel van en na
overleg met het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen (LIWI), de verdeling van de
financiële middelen voor reïntegratie vast. Het LIWI stuurt de CWIs aan.
Het kabinet vindt het belangrijk dat de CWIs ruimte krijgen om goed en flexibel te
kunnen inspelen op de lokale en regionale omstandigheden. Daarom worden regionale
overlegplatforms ingesteld. Deze platforms dragen geen bestuurlijke
(mede)verantwoordelijkheid voor het CWI maar zijn bedoeld om regiospecifieke vraagstukken
af te stemmen en een relatie tot stand te brengen met het sectorbeleid van de sociale
partners. Deelnemers kunnen zijn (naast het CWI) gemeenten, uvis, werkgevers,
werknemers, uitzendbureaus, ROCs en scholen voor praktijkonderwijs, WIW-organisaties
en WSW-bedrijven. De platforms krijgen een wettelijke basis.
Voortbouwend op de praktijk bij uvis en gemeenten wordt bij de CWIs een
regeling voor cliëntenparticipatie voorbereid. Gezien de verwachting dat het
cliëntenbestand van de CWIs sterk zal wisselen (mensen worden immers snel aan werk
geholpen), wordt gedacht aan meer flexibele vormen van participatie zoals aan
tevredenheidsonderzoeken.
Het LIWI wordt een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en wordt functioneel
eindverantwoordelijk voor de uitvoering werk en inkomen. De minister van SZW blijft
politiek verantwoordelijk. Het bestuur bestaat uit 3 onafhankelijke kroonleden, 3
werkgeversvertegenwoordigers, 3 werknemersvertegenwoordigers en 3 gemeentelijke
vertegenwoordigers, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.
Het LIWI voert bestuurlijk overleg met de minister, bepaalt het strategische beleid binnen
vastgestelde kaders en is verantwoordelijk voor de uitvoering van werknemersverzekeringen
voor zover tot het publieke domein behorend.
Het LIWI krijgt ook een belangrijke taak in de beleidscoördinatie d.w.z. in de afstemming
van de manier waarop gemeenten en uvis de hen toegekende reïntegratiebudgetten
inzetten.
Op basis van een voorstel van het LIWI deelt de minister van SZW de reïntegratiemiddelen
toe (voor zover gefinancierd uit collectieve middelen).
taken van het LIWI
|
Hoe verder: de organisatie van het veranderingsproces
Het voorbereiden en realiseren van de nieuwe uitvoeringsstructuur is een proces
van enkele jaren. Een zorgvuldig gefaseerd uitvoeringsproces is daarvoor essentieel.
Belangrijk is dat de uitvoerders weten wat er van hen wordt verwacht. Daarom wordt de
komende jaren veel aandacht besteed aan goede communicatie met het veld.
Gedurende de reorganisatieperiode moet de continuïteit van het bestaande
uitvoeringsproces zijn gewaarborgd. Daarom wordt de nieuwe uitvoeringsstructuur in drie
fasen opgebouwd.
fasering veranderingsproces Verkenningsfase: een veranderingsmanager krijgt de opdracht om een tijdsplanning te maken van de te nemen implementatiestappen en het draagvlak uit te bouwen. Deze krijgt een coördinerende positie t.a.v. én betrokken besturen én directies (CBA. Lisv, VNG) én het procesmanagement SWI en CVCS die als organisaties gedurende deze fase grosso modo intact blijven. Startfase: een bestuurlijke aansturingslaag SUWI (BAS) neemt de
opbouw van de nieuwe Integratiefase: het bestuur van het LIWI i.o. neemt alle taken over van de twee oude besturen. Dit bestuur krijgt de verdere verantwoordelijkheid voor het veranderingstraject. De oude besturen van Arbeidsvoorziening en LISV treden terug. Het bestuur van het LIWI i.o. krijgt zijn reguliere invulling. In deze fase neemt de landelijke LIWI-organisatie in opbouw alle relevante werkzaamheden over van LISV en landelijk bureau Arbeidsvoorziening. |
Het kabinet wil in de komende maanden het kabinetsstandpunt met het parlement bespreken. Het daaruit voortvloeiende wetgevingstraject kan naar verwachting eind 2000 zijn afgerond. Op dit moment is niet exact aan te geven wanneer alle onderdelen van het SUWI-traject kunnen zijn geïmplementeerd. Wel is er een aantal belangrijke aanknopingspunten: